Rijke gezinnen tegen arme gezinnnen

Arme gezinnen

Arme gezinnen hadden het bijna altijd slecht, omdat ze bijna de hele dag moesten  werken (minimaal 15 uur). Vaak waren  de kinderen ook in de fabriek om nog  een  beetje extra geld te verdienen. Vrouwen en kinderen waren erg geliefd  in de fabriek, dit kwam  doordat ze kleiner en fijner waren.  Kinderen zaten vaak onder de machines om de gevallen katoendraden op te rapen. Het was erg gevaarlijk werk voor de kinderen, omdat als ze niet op tijd terug kropen ze klem zaten tussen de  machines waardoor ze  kans hadden op de dood. De vrouwen deden vaak het fijne werk met de handen. De mannen deden vaak het zware werk. Ze sjouwden de balen katoen van het platteland nar de fabrieken. De arbeiders liepen vaak een longontsteking op doordat de lucht warm en vochtig was in de fabrieken. En als de gezinnen naar huis liepen de lucht erg koud was.

 

Rijke gezinnen

 Ook in de Industriële revolutie waren er rijken mensen. Deze woonden in het centrum van de stad en hadden een groot huis. Maar het was ook niet zo moeilijk om rijk te zijn in Industriële revolutie, want als je niet in de fabrieken of in de mijnen hoefde te werken was je dat al. Ook de mensen met een winkel of behoorlijk stuk land werden al als rijk gezien. De klassen mentaliteit was al heel wat minder dan in de middeleeuwen. De boeren waren er nog maar weinig en de arbeids klasse was als grootste uitgegroeid. De rijke mensen hadden niet alles meer voor het zeggen, nu waren het vooral de fabriekopzichters die dat hadden. De rijke mensen waren meestal wel eigenaren van een fabriek of groot land.
Heel soms had een arbeiders meisje het geluk dat ze bij een rijke familie als dienstmeid kon gaan werken om zo wat meer geld te verdienen. Maar helaas waren er maar heel weinig meisjes hadden het geluk om zo’n baantje te bemachtigen.
Eigenlijk is het grootste verschil dat de mensen niet alles meer slikten wat de kerk hen zij, dit kwam vooral door de renaissance. Ze dachten meer zelf na. Natuurlijk gingen mensen nog wel naar de kerk maar het geloof had een veel minder grote betekenis in het dagelijks leven dan tijdens de middeleeuwen.. 
Wel was het geloof naast het drankprobleem een grote steun. Iedereen geloofde dat het leven ooit beter zou worden. Het bidden voor het eten bleef. Net als op Zondag naar de kerk gaan. Dat was ook de enige dag dat iedereen vrij was.